Mijn foto
Geboren in 1960 te Delft. Woont en werkt sinds 1973 in Maastricht. 1978-1983: Stadsacademie voor Toegepaste Kunsten Maastricht (Monumentale vormgeving); 1983-1986: Tehatex (1e gr docentenopleiding), scriptie "Is de bauhauspedagogie nog actueel?"; sinds 1991: docent kunsttheorie; 2003-2008: opleidingscoördinator propedeusefase ABKM; sinds 2008: opleidingscoördinator autonome beeldende kunst ABKM; sinds 2009: onderzoeker lectoraat autonomie & openbaarheid in de kunsten - "See what happens" onderzoek naar de werking van Non Places als metafoor voor innovatie in het Maastrichtse beeldend kunstonderwijs; 2011: medeoprichter open source urban campus - O.S.U.C; Beeldend kunstenaar, werkt samen met Tineke Kambier (fotograaf).

maandag 15 augustus 2011

NON PLACES ALS METAFOOR VOOR INNOVATIE IN HET MAASTRICHTSE BEELDEND KUNSTONDERWIJS

06 t/m 17.05.2010: studiereis naar Los Angeles i.v.m. onderzoek naar de werking van non-places als denkmodel voor innovatie binnen het kunstonderwijs.

Als beeldend kunstenaar ben ik altijd geïnteresseerd geweest in situaties, ruimtes, objecten, teksten en afbeeldingen die van zichzelf niets (meer) zijn, maar wel een voorwaarde kunnen bieden om van dat niets ‘iets’ nieuws te maken, waardoor nieuwe betekenissen kunnen ontstaan. Niets plekken zijn in mijn besef condities die uitdagen om uitgaande van het ‘niet(s)’ te komen tot een ‘iets’.
Als docent heb ik me altijd aangetrokken gevoeld door situaties die in eerste instantie 'niets' lijken te worden, maar doordat verschillende vormen van kennis, vaardigheid en ervaring door elkaar heen gaan lopen (zoals bv 'praktijk' en 'theorie') kunnen er nieuwe perspectieven ontstaan.

In 2009 ontstond de gelegenheid om mijn fascinatie voor 'niets'-plekken, niemandsland, rafelranden en Non Places te verdiepen in de vorm van een onderzoek binnen het lectoraat Autonomie & Openbaarheid in de Kunsten (lector Peter Peters) en te streven naar een publicatie over onderwijsvernieuwing in relatie tot nieuwe artistieke praktijken.

In 2010 reisde ik in het kader van dat onderzoek met fotograaf Tineke Kambier naar Los Angeles. Niet alleen omdat L.A. om verschillende redenen de Non Place bij uitstek is en er dus een grote artistieke uitdaging lag om dit op verschillende manieren vast te leggen, waarbij we ons o.a. lieten leiden door het Non Plan dat architect Reyner Banham voor Los Angeles heeft ontworpen en door het boek Non Places, an introduction to supermodernity van Marc Augé. Maar ook omdat er interviews in het verschiet lagen met John Baldessari, die binnen het roemruchte CalArts sinds de jaren '60 veel invloed heeft uitgeoefend op het kunstonderwijs, en met Mathew Timmons (gastdocent critical studies) en Thomas Lawson (coördinator beeldende kunst) van datzelfde instituut. Tenslotte waren er ook afspraken gepland met o.a. Piero Golia, een van de oprichters van The Mountain School of Arts (2005), een onafhankelijk experiment op het gebied van kunstonderwijs, en Miljohn Ruperto.



Tijdens het bezoek aan CalArts was de centrale vraag gericht op hoe men omgaat met aanname en selectiebeleid, toetsing en beoordeling en de relatie tussen kunstenaar/docent en student in een leeromgeving waar ‘complete freedom of creativity’ en ‘free will’ voorop worden gesteld.
Er werden gesprekken gevoerd met Matthew Timmons (coördinator van Critical Studies – critcal writing/aesthetics and politics), Thomas Lawson (coördinator van Art School, Film & Video), John Baldessari (legendarisch CalArts-docent), Valerie Green (MFA-student), Jenny Gondo (BFA-student) en er werd een aantal studiovisits afgelegd.

De discussie over PhDArts leverde overwegend sceptische reacties op. John Baldessari:
“Wie vraagt er in de kunst nu om een PhD? Een PhD levert je alleen iets op in het onderwijs, maar in de kunst vraagt niemand er om. Stel je voor dat het hele kunstonderwijs straks bevolkt wordt door PhD’s?”
Op de vraag waarom hij de laatste jaren van zijn docentschap de stap heeft gemaakt van Art naar Critical Studies antwoordt hij dat ook hij inziet dat in een tijd waarin artistieke praktijken veranderen, het noodzakelijk is dat er kritisch onderzoek wordt gedaan binnen die artistieke praktijken zelf. Om te voorkomen dat er allerlei definities worden bedacht die van buiten de kunstwereld zelf komen. Definities die de kunstwereld kunstmatig zullen maken…



The Mountain School of Arts werd in 2005 opgericht door Piero Golia en Eric Wesley. De naam roept wellicht associaties op met het roemruchte Black Mountain College. En hoewel ook daar, net als bij MSA, het scheppen van ‘community’ een van de belangrijkste condities is, heeft het volgens de oprichters niets met elkaar te maken. Het MSA is drie maanden per jaar geopend en is gevestigd in een bar in het hart van Chinatown Downtown L.A. Lezingen worden gegeven op het dak van de bar. Het MSA probeert een encyclopedisch programma te bieden en het liefst niet te focussen op kunst en al helemaal niet op contemporaine kunstvormen. Alles bepalend is de vraag naar de werkelijkheid waar iemand zich in bevind en wat er nodig is om die te begrijpen. Kunst is alleen een instrument waarmee je dat begrip kunt tonen en waarmee je commentaar kunt leveren.

Er werden gesprekken gevoerd met Piero Golia en Miljohn Ruperto (alumnus MSA) over de vraag waartoe je kunstenaars in het huidige tijdgewricht zou moeten opleiden. Hoe zou kunstonderwijs zich moeten verhouden tot het innemen van radicale posities? En wat is het verschil tussen alle tijdelijke en nomadische academies die beeldend kunstenaars, critici en curatoren de laatste jaren over de hele wereld in verschillende vormen hebben opgericht en het MSA dat inmiddels vijf jaar bestaat? Piero Golia ziet het MSA als ‘een echte school’ en niet als een persoonlijke event of performance. Hij heeft het niet alleen over overgave en onvoorwaardelijk commitment, maar ook over presentie, voorbereiding en verantwoordelijkheid. En het gaat hem wel degelijk om een geconcentreerde en opzettelijke intellectuele ruilhandel, het uitwisselen van kennis en kunde, het emanciperen van identiteiten en het verschaffen van bijzondere inzichten en vergezichten, en het scheppen van een uiterste sensibiliteit voor de werkelijkheid waarin iemand zich bevindt om daarmee ‘iets’ te maken. Deze zoektocht naar intensiteit kan worden volgehouden omdat het programma maar zo kort duurt.

Wat een eerste vergelijking duidelijk maakt is het grote verschil tussen interdisciplinariteit, een van de centrale issues van al het onderzoek dat binnen het lectoraat gedaan wordt. Enerzijds wordt het gezien als een opzettelijke conditionering die voortdurend cross-overs mogelijk maakt tussen de disciplines, en daardoor vooral binnen de kunsten dynamiek genereert (CalArts).
Anderzijds is interdisciplinariteit bij het MSA vooral een open ended situatie waarbinnen vragen worden gesteld die leiden tot nieuwe vormen van sensibiliteit, en dus niet zo zeer leidt tot cross-overs tussen de traditionele disciplines, maar tot nieuwe kunstpraktijken (disciplines). 

EdJ2010

Fotografie: Tineke Kambier | Erik de Jong

Geen opmerkingen:

Een reactie posten